De cursiefgedrukte tekst is de vertaling van de tekst zoals deze op de website van de Via Alpina staat. De foto’s met onderschriften zijn echter mijn eigen keuze.
Verklaring van de tekens*) bij de zwaarte van de etappe:
I Wandelweg (breed zonder open stukken)
II Bergweg (deels smal en onbeschermd)
III Alpiene weg (met kabels gezekerd of bijzonder onbeschermd liggend, grof mengsel van sneeuw en ijs, zeer grof bergpuin)
*) In de website van de Via Alpina zijn de tekens één, twee of drie “bergschoenen” – deze zijn hier vervangen door Romeinse cijfers.
Etappe R60: Schesaplanahütte–Carschina Hütte
zwaarte: II wandeltijd: 4h50 afstand: 15,3 km hoogteverschil: ↑ 729m ↓ 403m
De Schesaplana Hut verlaat men in oostelijke richting en loopt dan over de hoogteweg tot aan Golrosa. Vanaf hier gaat het op dezelfde manier verder: men neemt de hoogteweg, langs het Schweizertor, tot aan het eindpunt van deze etappe op de pashoogte, de Carschina Hut.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R61: Carschina Hütte–St. Antönien
zwaarte: II wandeltijd: 2h10 afstand: 7,9 km hoogteverschil: ↑ 6m ↓ 84m
De Carschina Hut verlaat men in zuidelijke richting en daalt af naar de Alp Carschina. Van hieruit bereikt men al snel de weg door het dal die naar het eindpunt van deze etappe, St. Antönien, leidt.

de.wikipedia.org/wiki
Uitgebreide beschrijving van de route
Onderlangs de Sulzfluh, die zich fantastisch leent voor bergbeklimmen, loopt men langs de grote morene in de richting van de Alp Carschina.
In het westen rijst groot en machtig de loodrechte Schijenfluh op, met de Schijenzahn, waarnaartoe een hoogst interessante klimroute leidt. Via Mittel- en Untersäss en vervolgens langs de mooie Schanielbach beek, bereikt men het fraaie dorpje St. Antönien Platz.
(Bündner Wanderwege BAW)
Natuurlijk en cultureel erfgoed
St. Antönien. St. Antönien is een typisch voorbeeld van een Walser-nederzetting. 1000 jaar geleden vestigden leden van een Germaans volk zich in delen van het Ober-Wallis. Men noemde hen Wal(li)ser. Hun ervaring als bewoners van het hooggebergte stelde hen later in staat om steeds nieuwe koloniën te vestigen in tot dan niet of nauwelijks gebruikte berggebieden. Ook hun wens om de boerderij steeds onverdeeld aan één van de kinderen door te geven, dwong velen van de volgende generaties om verder te trekken. Aan de hand van de vorm van de nederzettingen, het type huizenbouw en de wijze waarop landbouw werd bedreven kan men nu het traject van de trektochten van de Walser volgen, dus ook naar St. Antönien. Omdat er in het dal ook enkele Reto-Romaanse benamingen te vinden zijn, neemt men aan dat vóór de Walser enkele Romanen in het dal hebben gewoond. Het schijnt dat St. Antönien rond het jaar 1300 niet bewoond was en alleen maar in de zomer door de Romanen als alpenweide gebruikt werd.
Deze Walser-nederzetting bestaat uit verspreide wooneenheden die zich slechts op een paar plekken, vooral rond het plein bij de kerk, een dorpje vormen. De stal is meestal tegen het woonhuis aangebouwd, vaak zelfs onder hetzelfde dak ondergebracht. Aan de bergzijde hebben vele huizen een wig van steen of beton. Doel van zo’n wig is om de naar beneden razende lawines te splitsen of over de daken van de huizen weg te leiden.
(Schweizer Wanderwege)
Nadere informatie over deze etappe:
Lees a.u.b. het blog over deze etappe van 23 september 2018, en de blogs over Küblis en omgeving van 21 september 2018, 22 september 2018, 9 juni 2019, 12 juni 2019 en 13 juni 2019.
Etappe R62: St. Antönien–Gargellen
zwaarte: II wandeltijd: 5h10 afstand: 10,2 km hoogteverschil: ↑ 938m ↓ 940m
Op de weg door het dal verlaat men St. Antönien in noordoostelijke richting en slaat bij Litzirüti rechtsaf het dal in. Een kort stuk loopt men langs de Gafier Beek, dan gaat men naar het Alpelititäli, waar de klim naar de St. Antönier Pas begint. Op de pashoogte steekt men de grens met Oostenrijk over en daalt dan door de Hochalpen over de Gargellen Alpe af naar het eindpunt van deze etappe, Gargellen.

commons.wikimedia.org/wiki
Uitgebreide beschrijving van de route
Vanuit St. Antönien Platz met de bijzonder mooie gotische kerk die in 1493 gebouwd is, bereikt men na een korte wandeling de wegsplitsing die naar Gafia leidt. Bij de kleine nederzetting “Dörfji” slaat men de richting in van de pas, het St. Antönier Joch die ook het Gargäller Joch wordt genoemd. De wandelroute gaat steil over de tot op grote hoogten in gebruik zijnde alpenweiden in de richting van de pas, het St. Antönier Joch op 2.379 meter.
(Bündner Wanderwege BAW)
De pas, het Antönier Joch, vormt de grens tussen Oostenrijk en Zwitserland. Vlak voor het Joch kan men tussen twee routes kiezen. Ofwel men neemt de steilere, maar kortere weg over de hooggelegen weiden van de Gargellner Alpe door de Gargellner Alptobel en dan over Rüti naar Gargellen (1.423m) of men buigt vlak onder de pashoogte naar rechts af en volgt de gemakkelijkere weg aan de voet van de Gargellner Köpfe naar het bergstation (2.130m) van de Schafberg kabelbaan. Met de gondel kan men gerieflijk beneden in Gargellen aankomen.
(Christina Schwann, OeAV)
Natuurlijk en cultureel erfgoed
De Suggadinbach beek waarin het water uit het Gargellendal afvloeit, vormt de grens tussen Silvretta en Rätikon. Op deze manier ligt deze etappe van de Via Alpina nog in het Rätikon.
Voor geologen is de oude, rechtstreekse weg een pad vol feestmomenten door het beroemde “Gargellner Fenster”, waarin onder het kristallijne “oergesteente” van de zogenaamde “Silvrettadecke” het Jurakalksteen van de “Sulzfluhdecke” dat van jongere datum is, aan de oppervlakte is gekomen. De duidelijk zichtbare kalkmuren van 5 tot 30 meter hoog in de buurt van Gargellen vormen zogezegd het raamkozijn. Daaroverheen komen op sommige plaatsen ook nog het bonte gesteente van de zogenaamde Arosazone tevoorschijn. De bergtoppen rondom echter zijn hoofdzakelijk uit massief amfiboliet (metamorf) gesteente van de omhooggeschoven Silvretta deklaag opgebouwd. De diverse gesteentesoorten maken ook een opvallend grote soortenrijkdom aan alpenflora mogelijk: op een klein oppervlakte zijn dan ook kalkminnende en kalkmijdende planten te vinden zijn.
De weg over de pas, het St. Antönier Joch – aan de kant van Prättigau, Zwitserland, ook “Gargäller Joch” genoemd – is een van de oeroude verbindingswegen tussen het Montafon en Prättigau. De weg had geen grote betekenis voor het verkeer over langere afstanden, maar hij vormde een verbindingsweg voor de inwoners van Prättigau en de Walser uit het Vorarlberg. Bovendien was deze weg een van de drukste smokkelaarspaden. Tegenwoordig is de verbinding Gargellen – St. Antönien ook een geliefde dag-etappe van de driedaagse Madrisa-Rondwandeling.
Losse archeologische bodemvondsten geven aan dat al in oertijden jagers het Gargellendal doorkruisten. In de Middeleeuwen werden meerdere alpenweiden door boeren uit het Montafon en Walgau gewerkt. In de afgelopen eeuwen zijn ook verschillende “Maisässe” (zomerweiden voor het vee) ontstaan.
Een verbindingspad tussen het Garneradal en het Gargellendal bestaat al sinds lang, de gevaarlijkere Fuessstaig (1610m), die tot aan het einde van de 19e eeuw waarschijnlijk alleen maar door gemsjagers werd gebruikt. Van veel groter belang voor het Gargellendal was, gedurende eeuwen, het bergpad dat over de pas, het Schlappingerjoch naar Klosters in Graubünden leidde. Bij het drukke verkeer over dit pad vormde tot in de tweede helft van de 19e eeuw wijn uit het Veltlin de belangrijkste lading naar Vorarlberg. In omgekeerde richting ging vee uit het Montafon naar Noord-Italië.
(Christina Schwann, OeAV)
Andere langeafstandswandelingen en varianten
Vlak onder de Pas gaat een afslag naar rechts naar het bergstation van de Schafberg kabelbaan; een tocht hiermee naar Gargellen.
Naar de Riederkopf ten noorden van het St. Antönier Joch op 2.552 meter, waarover de grens verloopt. Het is een bergtop met uitzicht over het Rätikon en de Silvretta en over de “zee van bergtoppen” van de Graubündner bergwereld tot aan de Berninagroep, en bij helder weer tot aan de Monte Rosa. Vanaf St. Antönier Joch te bereiken in ongeveer 50 minuten.
De Oostenrijkse “Zentralalpenweg nr. 02”.
De Grosse Walserweg.
Nadere informatie over deze etappe:
Lees a.u.b. de blogs over het eerste gedeelte van deze etappe en St. Antönien van 10 juni 2019 en het tweede gedeelte van deze etappe van 2 augustus 2022.
Etappe R63: Gargellen–Tübinger Hütte
zwaarte: II wandeltijd: 5h05 afstand: 16,1 km hoogteverschil: ↑ 1.076m ↓ 302m
Van Gargellen gaat men nu naar het hart van de Silvretta. Het wordt een zeer inspannende etappe, die tot boven 2.500 meter – naar de Vergaldner Pas – leidt. Interessant gegeven is dat het klimaat in het Vergaldner dal erg gunstig is, zodat zich een buitengewoon rijke flora heeft kunnen ontwikkelen.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R64: Tübinger Hütte–Madlener Haus
zwaarte: II wandeltijd: 3h55 afstand: 10,5 km hoogteverschil: ↑ 394m ↓ 598m
Zoals in het gehele Silvrettagebied is ook deze etappe hoogalpien. Vanaf de Tübinger Hut leidt de weg over de steile berghellingen van de Valgraggeskamm naar de Hochmaderer Pas. In nogal steil terrein en later over alpenweiden daalt men af naar de Krommerbach boven het stuwmeer van Vermunt. Van hieruit bereikt men de Bielerhöhe en het Madlener Haus met slechts gering hoogteverschil.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R65: Madlener Haus–Jamtalhütte
zwaarte: III wandeltijd: 5h10 afstand: 13,8 km hoogteverschil: ↑ 866m ↓ 711m
Een hoogalpine, schitterende etappe staat op het programma, die in ieder geval pas in hoogzomer afgelegd kan worden wanneer de sneeuwsituatie het toelaat. De weg loopt vlak langs de gletsjers van de Silvretta. De Getschner Pas met een hoogte van 2.839 meter is daarbij de hoogste passage. Het is absoluut noodzakelijk om ervaring in het hooggebergte en geen hoogtevrees te hebben.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R66: Jamtalhütte–Scuol
zwaarte: II wandeltijd: 7h20 afstand: 22,1 km hoogteverschil: ↑ 686m ↓ 1.568m
Op de Futschöl Pas verlaat de Rode Route definitief Oostenrijk. De laatste rotsige stukken van de etappe vragen nog een keer om een vaste voet, voordat men de grens met Zwitserland overgaat en afdaalt in het Val Urschai. In de bodem van het dal volgt men de Tasna beek op de linker oever. Via de bergschouder van Ftan bereikt men in het dal van de Inn het eindpunt van de etappe, Scuol, dat beroemd is om zijn mineraalbaden.

nl.wikipedia.org/wiki
Etappe R67: Scuol–S-charl
zwaarte: II wandeltijd: 4h20 afstand: 12,7 km hoogteverschil: ↑ 671m ↓ 142m
Men verlaat Scuol over de Inn in zuidelijke richting en klimt door de Clemgia Kloof naar boven tot aan de Plan da Funtanas. Vanaf hier leidt de verharde weg door het dal rechtstreeks naar het eindpunt van deze etappe, S-charl. Aan de rechterzijde van het dal ligt het Zwitserse Nationale Park.
Deze etappe kan ook op aangename wijze worden afgelegd met de Postauto.

de.wikipedia.org/wiki
Uitgebreide omschrijving van de route
Scuol is de grootste en belangrijkste plaats in het Unterengadin. Oorlogshandelingen en buitenlandse legers hebben meerdere malen het Unterengadin geteisterd. In de zgn. “Schwabenkrieg” werd het dorp in 1499 volkomen in de as gelegd. Centraal thema in Scuol is de badcultuur. Al in 1573 werd gewag gemaakt van het feit dat er in de huizen kuipen voor mineraalwaterbaden werden geplaatst. Meer dan 20 mineraalwaterbronnen ontspringen in de omgeving van Scuol. Het is elke wandelaar aan te raden om naar het in 1993 vernieuwde badinrichting Bogn Engiadina te gaan. De werkelijke bloei kwam met de aanleg van de verharde weg door het Unterengadin in 1860 en de bouw van de weg over de Flüela Pas. De Rhäthische Bahn die nu haar eindstation in Scuol heeft, was lange tijd van grote betekenis als verbinding tussen het Unterengadin en het Oberengadin die ook in de winter bleef rijden. De opening van de Vereinatunnel in 1999 heeft definitief de verwachte opleving gebracht. Door de indrukwekkende Clemgia Kloof bereiken we het Val S-charl. Dit dal wordt gekenmerkt door het winnen van bodemschatten tussen 1317 en 1828. Deze winning was in handen van mensen uit Tirol. Onvermijdelijk ontstonden er steeds weer onenigheden. Zo wierpen in de 17e eeuw de inwoners van Scuol 200 mijnwerkers in de Clemgia, waar ze verdronken.
(Bündner Wanderwege BAW)
Natuurlijk en cultureel erfgoed
S-charl is een oude mijnbouwnederzetting die op de weg van Scuol naar het Münster dal ligt. In S-charl werd tussen 1370 en 1828 zilverhoudend loodglans (galeniet), zinkblende en moerasijzererts (limoniet) gedolven. In 1499 en in 1621 brandde de nederzetting af. In de 17e eeuw kwam de lood- en zilvermijnbouw tot stilstand. In het midden van de 19e eeuw werd het mijnbouwbedrijf definitief gestaakt. De ruïnes van de voormalige nederzetting en de smeltovens getuigen nu noch van dit bewogen verleden. Niet ver daarvandaan kan men het Museum Schmelza bezoeken en de mijngangen bekijken. Het Museum laat zien hoe gedurende 300 jaar mijnwerkers op de Mot Madlain met de hand het erts hebben gedolven om dit te smelten en zo aan het begeerde zilver en lood te komen. Vlak daarbij werd op 1 september 1904 de laatste beer van Zwitserland geschoten. Het Museum Schmelza wijdt aan dit thema ook een tentoonstelling.
De stichting van het Zwitserse Nationale Park in 1914 vormde een mijlpaal in de geschiedenis van de natuurbescherming. Het was het eerste Nationale Park in de Alpen en in Midden-Europa. In dit geheel beschermde alpiene leefgebied kan de natuur zonder menselijk ingrijpen haar natuurlijke dynamiek ontwikkelen. Hier zijn met name de natuurlijke veranderingen te bestuderen. Toch is het Nationale Park niet echt een oerbos, er ontbreken de daarvoor kenmerkende dode bomen. Want voordat de 172,4 km2 onder bescherming werden gebracht, werden de bossen economisch beheerd. Het bestaat voor 50% uit niet-productieve woeste gronden, voor 20% uit alpenweiden en voor 30% uit bos. De bergbossen in het Nationale Park zijn vooral samengesteld uit bergden, lariks, Alpenden (Arve) en fijnspar; de boomgrens ligt in het Engadin met rond 2.300 meter in vergelijking hoog en wordt door Arven en bergdennen gevormd. Bezoekers mogen alleen maar te voet de paden en de aangegeven rustplaatsen gebruiken.
(Schweizer Wanderwege)
Nadere informatie over deze etappe:
Lees a.u.b. de blogs over deze etappe van 12 juni 2017, 15 juni 2019 en 17.08.2019, en over Scuol en omgeving de blogs van 15 juni 2017, 16 juni 2017, 17 juni 2017, 24 september 2017, 6 juli 2018, 22 juli 2018, 27 juli 2019, 28 juli 2018, 3 augustus 2018, 29 september 2018, 30 juni 2019, 31 augustus 2019, 12 maart 2022, 14 maart 2022 en 3 augustus 2022
Etappe R68: S-charl–Taufers i. M./Tubre
zwaarte: II wandeltijd: 4h20 afstand: 15 km hoogteverschil: ↑ 486m ↓ 1.055m
Men verlaat S-charl in zuidoostelijke richting en loopt door het dal tot Plan d’Immez. Van af hier buigt men af naar het Val Plazer. De weg gaat over de Pas bij Cruschetta/ S-charljöchl op de Zwitsers-Italiaanse grens. Men gaat in het begin nogal steil naar beneden, maar dan wandelt men gemakkelijk over een met gras begroeide weg door het stille Avignadal (met zijn zeldzame en uitbundige plantengroei en een uitzicht op de Ortler) tot men Taufers in het Münstertal bereikt.

de.wikipedia.org/wiki
Uitgebreide omschrijving van de route
Vanuit S-charl start men stroomopwaarts van de Clemgia en loopt over de weg tot aan Plan d’Immez (1.980m). Hier slaat men naar links af en klimt even door een bos steil omhoog tot aan de Alp Plazer (2.091m). Vanaf de Alp gaat men verder omhoog door een steeds steniger terrein naar de Cruschetta (2.296m), die de Zuid-Tirolers S-charljöchl noemen. Naast het kruis markeert een grenssteen de landsgrens tussen Zwitserland en Italië. Deze plek met het mooie uitzicht over het dal naar de Ortler bergmassief is zeer geschikt als rustpunt. Aan de Zwitserse kant is er een klein bergmeertje. Weg nr. 1 in de richting van Taufers is in het begin vlak en met steenplaten geplaveid, wat aangeeft dat dit op een in vroegere tijden belangrijke doorgang was. Al snel wordt het bergpad steiler en biedt een prachtig vrij uitzicht over het Avigna dal tot aan de Ortler. Hier kan men een kleine omweg maken naar de vlakbij gelegen Jöchl Hut die met veel liefde voor details door de bergreddingsgroep Taufers is ingericht (gemeubileerd, voor 4 personen). Hier groeien zeldzame en beschermde bergplanten (Turkse lelie – Lilium Martagon, duivelsklauw – harpagophytum procumbens). Af en toe hoort men een bergmarmot fluiten. Na dit steile stuk komt men op de heerlijke, vlakke en weidse alpenweiden aan die op sommige plaatsen bedekt zijn met bergpuin dat door noodweer van de berghellingen naar beneden is gekomen en door de bergbeken is aangespoeld. Bij de Praviert Hut slaat het hoogalpiene bergpad nr. 5 naar links af naar de Piz Sesvenna (3.204m). Langzaam dalend gaat men over een brede weg naar de Mitteralm, waar jammer genoeg geen eetgelegenheid is. Wel kan men aan de tafels voor de nieuwgebouwde berghut/kaasboerderij een pauze inlassen met zelf meegebrachte proviand en van de stilte genieten. Verder op de route komt men langs het kruispunt nr. 4 naar de Piz Starlex 3.075m) en langs de Mangitzer Alm (ook hier geen horeca). Het dal wordt nauwer en men bereikt het bos. Op 4 km voor het dorp slaat de weg met markering nr. 3 af naar de Stierberg Hut en naar de Piz Urtiola (2.910m). Men gaat verder langs de Valgarola beek over een mooie en goed aangegeven weg (met zitbanken en vuurplaatsen) naar Taufers i.M. Dit schilderachtige plaatsje ligt aan de internationale verkeersweg van Santa Maria in het Münster dal naar het Adige dal, en is daarmee op deze tocht de eerste plaats in Italië.
(Bündner Wanderwege BAW / Stephan Illmer, AVS)
Natuurlijk en cultureel erfgoed
De berggroep van de Sesvenna is de bergketen van de liefhebbers van een stille, tot voor kort weinig ontsloten bergwereld. De nabijheid van het machtige Ortler- en Cevedalemassief, als ook de Ötztaler gletsjers was er de oorzaak van dat ten tijde van de grote exploratieve beklimmingen in de Oostelijke Alpen de interesse op toeristisch vlak meer uitging naar de naburige berggroepen, waarvan de hoge toppen deels met gletsjers zijn bedekt en dat deze bergkam in de ware zin van het woord “links bleef liggen”. Juist deze berggroep is erg mooi. Bergmarmotten en gemzen hebben in het Avigna dal veelvuldig een ongestoord territoir. Het contrast tussen de geologisch gezien verschillende bouwstenen van de Sesvennaberggroep maakt een bezoek aan dit berggebied in de Obervinschgau bijzonder interessant. Een overgroot deel van de bergtop bestaat uit Engadiner dolomiet, een zeer brokkelig gesteente, waarvan de reusachtige puinvelden aan de voet van de bergkammen getuigen. Enkele andere bergtoppen zien er anders uit, omdat ze bestaan uit gesteenten van metamorfe oorsprong. Noemenswaard is ook het voorkomen van zeldzame, beschermde bloemen in het gebied tussen S-charljöchl en het begin van de uitgestrekte alpenweiden (duivelsklauw, Turkse lelie en de gespikkelde gentiaan – Gentiana punctata). Dat de weg meteen na het Jöchl met steenplaten is geplaveid betekent dat deze weg veelvuldig is gebruikt en in vroeger tijden een belangrijke overgang tussen de twee dalen was. Als landschap is het gebied ook bekend uit de geschiedenis en sagen.
(Stefan Illmer, AVS)
Nadere informatie over deze etappe:
Lees a.u.b. het blog over deze etappe van 14 juni 2017 en over de omgeving van S-charl het blog van 29 juli 2017.
Etappe R69: Taufers i. M./Tubre–Stilfs/Stelvio
zwaarte: II wandeltijd: 6h35 afstand: 18 km hoogteverschil: ↑ 2.074m ↓ 2.014m
Vanaf Taufers i.M. leidt Weg nr. 10 vanaf Puntweil in een steile klim (bijna 1.000 hoogtemeters) naar de Rifairalm (2.146m). Van daaruit gaat men via Weg nr. 14 over de Plaschweller Kam met zicht op het Ortlermassief naar beneden naar de Dorfer- resp. de Bergeralm. Door het Alm dal leidt Weg nr. 13 door lariksbossen naar de Lichtenberg Pas, vanwaar de tocht over de Höfeweg in de richting van het dorpje Stilfs verder gaat.

Uitgebreide omschrijving van de route
Vanaf Taufers i.M. leidt de weg nr. 10 vanaf de groep boerderijen Puntweil met een steile klim (bijna 1.000 hoogtemeters) tot aan de Rifairalm (2.146m). Eerst loopt men steeds door dichte naaldbossen over de Ochsenboden omhoog; op een hoogte van 1.900 meter gaat men dan door het met beekjes doorsneden en met struiken bezaaide prachtige Wasser dal. Verder licht stijgend leidt het goed aangegeven bergpad naar de eenzame Rifairalm, die meteen boven de boomgrens opdoemt (geen horecavoorzieningen). Vanaf hier bereikt men steeds op Weg nr. 10 over bergweiden en langs grove rotsblokken de Rifair Pas (Furkel) bij de Plaschweller Kam op 2.455 meter. In de buurt van de bergkam zou intussen de markering zijn aangebracht (ten tijde van de invoering van de wandeling was deze beschadigd). Ter oriëntering: gewoon de pas overgaan en bij de splitsing de weg naar links (nr. 14) gedurende 500 hoogtemeters naar beneden rechtsreeks het Gutfall dal in lopen. Bij de genoemde splitsing kunnen de wandelaars zich verheugen op een voordien “geblokkeerd” uitzicht op de hoge bergketen van de Ortlergroep, die bekroond wordt door het glinsterende rijk van “Koning” Ortler met de Trafoier Eiswand en de Tschenglser Hochwand evenals de gletsjer Suldenferner en de Cevadaleberggroep. Als men de Dorfer- resp. Bergeralm gepasseerd is, steekt men de Gutfall beek over en loopt men over de aangegeven Weg nr. 13 een stuk over een gemakkelijke alpenweide. Langs de vriendelijke kom en bergrug van het idyllische Alm dal komt men door lariksbossen langzaam bergaf bij de Schartalpe (1.833m). Vanaf daar gaat de tocht eerst kort steil naar beneden over Bergweg nr. 11, dan vlakker over de Höfeweg nr. 1 naar het dorp Stilfs. De berghellingen boven het dorp steunen tegen de uitlopers van de Stilfser Alpe aan de oostflank van de Fallasch Kam. Is men in de meest hooggelegen plaatsjes (Faslar) aangekomen, kan men op verschillende (gemakkelijke) manieren de laatste 200 hoogtemeters naar beneden afleggen naar het dorp Stilfs (op 1.306 meter), dat zich op een smal, hooggelegen plateau boven de bedding van de Sulden beek bevindt.
(Stefan Illmer, Karin Leichter, AVS)
Natuurlijk en cultureel erfgoed<
De Ortler berggroep is een bergmassief van betekenis zowel vanwege de aanwezigheid van gletsjers als ook zijn relatief hoge bergtoppen en beslaat een oppervlakte van 2.800 km2. Het Martell dal, het Laaser dal en het Travoier- en Sulden dal vormen vanuit het Vinschgau de toegang tot de Ortlergroep; in deze dalen vindt men de bijzondere natuur die kenmerkend is voor het hooggebergte. De dalen hebben dicht beboste hellingen, waarboven zich slechts karige hooggelegen alpenweiden uitstrekken. De bodem van deze dalen is vaak erg smal en laat voor de bewoners alleen maar in beperkte mate agrarisch gebruik toe. Ook hebben ze gemeen dat zij door de aanwezigheid van gletsjers op de hoge bergtoppen zeer waterrijk zijn (wat decennia geleden aanleiding was om het water te gebruiken voor de opwekking van elektriciteit). Het Nationale Park Stilfserjoch ligt in het kerngebied van de Alpen en omvat het gehele bergmassief Ortler-Cevedale. Als alpien nationaal park heeft het alle kenmerkende bergformaties en habitatvormen, van het met gletsjers bedekte hooggebergte op rond 3.900 meter tot in de diepten van de dalen op 650 meter. Het park grenst aan het Zwitserse Nationale Park en kent een veelvoud aan alpendieren en -planten. Het Nationale Park Stilfserjoch vormt een van de grootste beschermde natuurgebieden in de Alpen. Door de lokale organisaties werd niet alleen een dicht netwerk van bewegwijzerde (berg)wandelroutes aangelegd, maar ook meer inspannende bergtrajecten, met informatiepanelen over de geschiedenis van de bergregio. De Almweg, de Höfeweg of de Archaikweg zijn hiervan voorbeelden. Deze themaroutes zijn veelal simpele, eerder smalle wandelpaden door licht dalend, vaak wel bebost terrein. Hierbij is voorzichtigheid geboden bij regenachtig weer vanwege het gevaar van vallend gesteente op sommige stukken. Dalen met diepe kloven komen uit in de Vinschgau. Sommige van deze dalen zijn beroemd vanwege hun schoonheid en hun grootsheid, zoals het Münster dal, het Trafoier en Sulden dal. Het hier aangeraden traject van de Via Alpina steekt de tussen het Münster dal en Trafoi oprijzende uitlopers van de Fallatsch bergkam, die tot de Münstertaler Alpen hoort. In Stilfs geven de huizen die tegen de steile berghelling aan elkaar gebouwd zijn, een bijzonder en dorps gevoel van geborgenheid. Er is een lokale uitdrukking: “hier moeten zelfs de kippen stijgijzers dragen”. Door het magische panoramische uitzicht dat men van hieruit heeft, is het dorp een geliefde bestemming voor uitstapjes. Het dorp dankt zijn bestaan aan de mijnbouw. Daaraan herinnert nu nog de “smeltoven” die stroomafwaarts van de Stilfser Brug aan de weg naar Prad ligt.
(Stefan Illmer, Karin Leichter, AVS)
Nadere informatie over deze etappe:
Lees a.u.b. het blog over het eerste gedeelte van deze etappe van 9 augustus 2019, en over Mals im Vinschgau en wijde omgeving de blogs van 28 juli 2018, 29 juli 2018, 30 juli 2018, 5 augustus 2019, 7 augustus 2019, 10 augustus 2019 en 6 augustus 2022.
Etappe R70: Stilfs/Stelvio–Stilfser Joch/Passo dello Stelvio
zwaarte: II wandeltijd: 5h35 afstand: 15,75 km hoogteverschil: ↑ 1.359m ↓ 3m
Vanaf het dorp Stilfs (1.306m) loopt de Via Alpina in zuidelijke richting het Platz dal in, langs de Kapel van St. Martin. Bij het wildpark leidt een bergpad omhoog naar de Furkel Hut (2.153m). Over de berghellingen van de Fallasch Kam loopt men over het smalle bergpad nr. 20 (de “Goldseeweg”). Voordat men bij de Stilfer Pas aankomt, moet men het militairhistorische wegennet eens bezichtigen.

en.wikipedia.org/wiki
Nadere informatie over deze etappe:
Over het Stilfserjoch gaat het volgende blog: 31 juli 2018 (reis met de bus).
‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒‒
Etappe R71: Stilfser Joch/Passo dello Stelvio–Arnoga
zwaarte: II wandeltijd: 6h35 afstand: 25,3 km hoogteverschil: ↑ 94m ↓ 962m
Vanaf de Stilfer Pas duikt men het landschap van het Nationale Park in, bergaf door het Braulio dal met zijn vele uitzichten, over de Furka Pas het Furka dal in, langs het kunstmatige Meer van Cancano, waar men de overblijfselen van de aanleg van de waterkrachtcentrale ziet en niet lang daarna de ruïnes van de torens. Na een lange, vlakke mars bereikt men Arnoga.

it.wikipedia.org/wiki
Etappe R72: Arnoga–Eita
zwaarte: I wandeltijd: 4h25 afstand: 11,4 km hoogteverschil: ↑ 936m ↓ 1.083m
Vanaf Arnoga loopt men op een semiverharde weg het Viola Bormina dal door, dat van aanzienlijk landschappelijk en geografisch belang is, tot in de buurt van Paluette. Hier begint op de rechterzijde van het dal een semiverharde weg die door het Verva dal tot aan de Verva Pas loopt. Men daalt af in het oostelijke Grosina dal naar de Falk Hut en naar het uitgestrekte Plateau van Eita, gekenmerkt door het vele gletsjerpuin.

it.wikipedia.org/wiki
Etappe R73: Eita–Malghera
zwaarte: II wandeltijd: 6h15 afstand: 15 km hoogteverschil: ↑ 2.002m ↓ 1.741m
Vanaf Eita gaat men over de verharde weg naar het einde van het Avedo dal, een nauw dal met steile groene hellingen; vervolgens loopt men op een gemakkelijke weg naar boven naar de karakteristieke alpenweiden Vermolera en Tres en de bergmeren met dezelfde naam. De route volgt de bochtige en smalle weg naar de Vermolera Pas en gaat dan bergaf naar Malghera en het Sacco dal in, waar ook de Madonnakerk staat.
Een eenvoudigere variant (die zeker wordt aangeraden bij slecht weer of als er boven nog sneeuw ligt): Vanaf Eita kan men ook over de doorgaande weg lopen of over de hoger gelegen semiverharde weg en vandaar on het Sacco dal afbuigen in de richting van de Rifugio Malghera. Beschikbare overnachtingsmogelijkheden zijn de Locanda Valgrosina en de CRAEM Hut in de buurt van de dam in het stuwmeer van Fusino.

it.wikipedia.org/wiki
Etappe R74: Malghera–Rifugio Schiazzera
zwaarte: I wandeltijd: 8h30 afstand: 24 km hoogteverschil: ↑ 566m ↓ 353m
Vanaf de Malghera Alm loopt men over een gemakkelijke en vlakke weg halverwege de berghelling aan de rechterzijde van het oostelijke Grosina dal. Men gaat langs de alpenweiden van Grasso, Pedurna, Guinzana en Piana en bereikt over een semiverharde weg de Carette Alm; over de militaire bergweg komt men, met uitzicht over het Veltlin dal, aan bij het Meer van Schiazzera – een ideale plek voor een picknick.

www.paesidivaltellina.it
Etappe R75: Rifugio Schiazzera–Tirano
zwaarte: II wandeltijd: 3h20 afstand: 8 km hoogteverschil: ↑ 0m ↓ 1.540m
Vanaf de Schiazzera Hut loopt men over een militaire bergweg en een semiverharde weg bergaf naar de “Maialm” van Prà Fontana. Van daar gaat men over een karrespoor en een volgende weg naar Baruffini, waar vroeger boekweit en rogge werden verbouwd. Daar is het mogelijk met de bus verder te reizen. Door de wijngaarden van het bekende wijngebied van het Veltlin dal komt men in Tirano aan (treinstation en de staatsweg s.s. 38)

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R76: Tirano–Poschiavo
zwaarte: II wandeltijd: 8h25 afstand: 20,9 km hoogteverschil: ↑ 1.570m ↓ 994m
Na een bezoek aan de Bedevaartkerk van de Madonna van Tirano loopt men op de bergweg tussen wijngaarden naar het bijzondere dorp Roncaiola, met prachtig uitzicht, en verder naar de Sasso del Gallo, aan het einde van het Puschlav dal en grens tussen Italië en Zwitserland. De hoogteweg loopt eerst over weiden langs Viano en daarna door het bos naar S. Romerio en Poschiavo, het eindpunt van deze etappe.

it.wikipedia.org/wiki
Etappe R77: Poschiavo–Rifugio Zoia (Campo Moro)
zwaarte: II wandeltijd: 8h35 afstand: 17,3 km hoogteverschil: ↑ 1.620m ↓ 622m
Men verlaat Poschiavo in zuidelijke richting en loopt door het bos omhoog naar Selva. Vanaf hier leidt de bergweg naar de Cancian Pas, waar men ook de grens naar Italië overgaat. Dan volgen de klim naar de Campagneda Pas en de afdaling in de buurt van de meren naar de Piano di Capagneda. Men loopt verder naar de fraaie Prabello Alm, waar de Cristina Hut ligt en over de Campagneda Alm naar de Zoia Hut in Campo Moro.

it.wikipedia.org/wiki
Etappe R78: Rifugio Zoia (Campo Moro)–Chiareggio
zwaarte: II wandeltijd: 6h40 afstand: 16 km hoogteverschil: ↑ 50m ↓ 446m
Vanaf de Zoia Hut komt men eerst op een semiverharde weg, dan op een goed begaanbare weg naar de Musella Alm. Men daalt af naar de Campascio Alm, dan loopt men over een vlak stuk weg en daarna over de lange berghelling naar de Torno Pas. Dan volgt een afdaling naar de Palù Hut aan de oever van het gelijknamige meer, en naar Chiareggio, een klein centrum voor zomersport in het Malenco dal.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R79: Chiareggio–Maloja
zwaarte: II wandeltijd: 5h50 afstand: 15,4 km hoogteverschil: ↑ 987m ↓ 784m
Vanaf Chiareggio loopt men de semiverharde weg naar de Oro Alm op met een prachtig uitzicht op de M. Disgrazia. Men gaat verder over een militaire bergweg, waar men nog overblijfselen van oud plaveisel, mogelijk van Romeinse oorsprong, kan zien, tot aan de Muretto Pas, de grens met Zwitserland. Op de pasweg loopt men het Val Fuorno in en gaat verder naar beneden, langs een moerassig gebied en het Lägh da (Meer van) Cavloc, naar Maloja.

en.wikipedia.org/wiki
Etappe R80: Maloja–Juf
zwaarte: II wandeltijd: 6h10 afstand: 15 km hoogteverschil: ↑ 1.226m ↓ 912m
Maloja verlaat men in noordelijke richting over de Lunghin Pas en Septimer Pas. De pasweg leidt verder, langs een aantal bergmeren, naar de volgende pas, de Forcellina. Na de pasovergang daalt men op de rechterflank van het dal steil af naar beneden in het dal, van waar het niet ver meer is naar Juf, het eindpunt van de etappe.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R81: Juf–Innerferrrera
zwaarte: II wandeltijd: 5h30 afstand: 18,7 km hoogteverschil: ↑ 305m ↓ 944m
Men loopt over de verharde weg Juf uit in westelijke richting. In Pürt steekt men de weg weer over en loopt het bos aan de noordhelling in, waarbij men de weg naar Cröt volgt. Vanaf hier gaat het op de oude bergweg langzaam bergaf naar Innerferrera, eindpunt van deze etappe.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R82: Innerferrera–Isola
zwaarte: II wandeltijd: 6h50 afstand: 19,8 km hoogteverschil: ↑ 828m ↓ 1.022m
Met een steile klim het Val Niemet in verlaat men Innerferrerra in zuidwestelijke richting. De weg door het dal loopt tot aan de Niemet Pas, de grens met Italië. Men daalt af naar de Bertacchi Hut aan de oever van het Emet Meer, met het mooie uitzicht. Dan gaat men verder naar het meer van Montespluga en door het Cardinello Ravijn: deze oude, in de verticale bergwand gehouwen bergweg leidt naar Isola.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R83: Isola–Pian San Giacomo
zwaarte: II wandeltijd: 5h50 afstand: 13 km hoogteverschil: ↑ 1.040m ↓ 1.150m
Vanuit Isola dat altijd al een belangrijke plaats is geweest, klimt men naar het Febbraro dal, vroeger een verbindingsweg tussen het San Giacomo dal en het Mesolcina dal. De weg naar de Baldiscio Pas loopt over de met gras begroeide rug van de Pian die Cavalli, waar bodemvondsten aantonen dat er meer dan 7.000 jaar geleden al mensen in het gebied woonden. Men steekt de Zwitserse grens over en daalt steil af naar Pian San Giacomo.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R84: Pian San Giacomo–Selma
zwaarte: II wandeltijd: 9h40 afstand: 24,9 km hoogteverschil: ↑ 1.463m ↓ 1.663m
Via de oude pasweg verlaat men Pian San Giacomo in zuidelijke richting tot aan Mesocco. Vanaf hier loopt de bergweg steil naar de Bocchetta de Trescolmen. Na de pasovergang daalt men steil af het Calanca dal in. Van Valbella leidt de weg langzaam naar beneden over Rossa en Augio naar Selma, het eindpunt van de etappe.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R85: Selma–Capanna Alpe Cava
zwaarte: II wandeltijd: 6h45 afstand: 13,5 km hoogteverschil: ↑ 1.733m ↓ 635m
Selma verlaat men met een erg steile klim naar Landerenca. Daartoe kan ook de kabelbaan worden gebruikt. In noordelijke richting gaat men verder, licht klimmend tot aan de alpenhutten van Piöv di Fuori, van waaruit de steile klim naar de Bocchetta di Pianca Geneura begint. Over de Örz Alm en de Mauro Pas komt men in de berghut Capanna Alpe Cava, het eindpunt van de etappe.

it.wikipedia.org/wiki
Etappe R86: Capanna Alpe Cava–Biasca
zwaarte: II wandeltijd: 4h05 afstand: 10,5 km hoogteverschil: ↑ 189m ↓ 1.969m
Men verlaat de Capanna Alpe Cava in westelijke richting, waarbij men de enige klim van deze etappe meteen in het begin van de wandeling naar de Forcarella di Lago moet maken. Vanaf hier verloopt de steile afdaling (er moeten rond de 1.800 hoogtemeters overwonnen worden) over alpenweiden en door bossen naar Biasca.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R87: Biasca–Capanna d’Efra
zwaarte: II wandeltijd: 7h45 afstand: 18,4 km hoogteverschil: ↑ 1.973m ↓ 222m
Vanaf Biasca komt men via Pasquerino in Personico. Een korte, steile klim voert langs het Bacino Val d’Ambra. Aan de linker zijde van het dal bereikt men door bossen Cassinone. Vanaf hier loopt men langs de rivier in het Val d’Ambra naar Bedra, vanaf waar de steile klim naar de Gagone Pas begint. Na een korte afdaling bereikt men Capanna d’Efra.

de.wikipedia.org/wiki
Etappe R88: Capanna d’Efra–Sonogno
zwaarte: II wandeltijd: 3h00 afstand: 8,3 km hoogteverschil: ↑ 56m ↓ 1.169m
Meteen beneden de Capanna d’Efra ligt het Lago d’Efra. Vanaf daar loopt men in noordelijke richting over de Alpe d’Efra. Hierna volgt een korte, steil afdaling. Zodra men de monding van het Lago d’Efra bereikt heeft, gaat de weg licht bergaf naar Frasco en verder naar Sorongo in het Verzasca dal, het eindpunt van de etappe.

commons.wikimedia.org/wiki
Etappe R89: Sonogno–Prato Sornico
zwaarte: I wandeltijd: 6h50 afstand: 16 km hoogteverschil: ↑ 1.259m ↓ 1.431m
Het dorp Sonogno verlaat men over de openbare weg in westelijke richting tot aan het einde. Vanaf hier begin de pasweg over de Forcella di Redòrta langs het plaatsje Püscen Negro. Na de pasovergang daalt men af, het Val di Pertüs in en volgt daar op de rechterzijde van het dal de beek tot aan Monti di Predee. Over de Naturweg bereikt men Sornico Prato, het eindpunt van de etappe.

de.wikipedia.org/wiki
Geef een reactie